Hoe zijn het celibaat en het taboe op seks tot het Christelijk erfgoed gaan behoren?

Hoe zijn het celibaat en het taboe op seks tot het Christelijk erfgoed gaan behoren?
Om hierachter te komen kan men teruggrijpen tot het begin van het christendom of zelfs verder. In het prille begin van de Christelijke kerk waren er namelijk al kloosters. Volgens een National Geographic documentaire over Capedocie was een van de eerste grote Christelijke kloosters gesticht in een ondergrondse stad in Turkije. In die tijd werden Christenen opgejaagd, en de streek van Capedocie bood veel ondergrondse schuilplaatsen. Het klooster moet uit zeker honderden kerken en duizend geestelijken bestaan hebben. De stichter schijnt geinspireerd te zijn door het kluizenaarsleven dat hij bij hermiten in de woestijn had gezien. Wikipedia bevestigt dat in het begin van het Christendom het woord ‘hermiet’ verwees naar kluizenaars die in de woestijn de veertig jarige dwaling van Mozes en zijn volk herleefden uit geloofsovertuiging. Echter, ver voor die tijd moeten er in India al hermiet-achtige geestelijken geleefd hebben. Zo getuigd het levensverhaal van de Boeddha (ca 400 vC), maar als ik mij goed herinner wordt deze levenzwijze ook al genoemd in de Indiase Veda’s (ca. 1500 vC). In dit wikipedia artikel wordt ascese in religieuze zin gedefinieerd als ‘het streven naar beheersing of onderdrukking van natuurlijke behoeften (hartstochten en begeerten red.) om tot een vorm van reinheid te komen. Vasten en seksuele onthouding zijn in die zin vormen van ascese’. Ascese wordt in dit artikel ook genoemd als onderdeel van het vroeg Christelijke kluizenaars- en kloosterbestaan. Hoewel het bovenstaande niks bewijst, maakt het wat mij betreft wel aannemelijk dat het celibaat en seksuele onthouding welke binnen de Christelijke kerk worden gepredikt dus gebaseerd zijn op veel oudere tradities, die ook toen al een soort van religieus doel hadden.

Omdat er steeds minder geschreven bronnen beschikbaar zijn naarmate men verder de geschiedenis in duikt wil ik verder niet ingaan op de herkomst van ascese, maar ik wil het wel hebben over de rol van ascese voor vroege Christenen. Vervolgens zal ik naar de ontwikkeling van het taboe op seks kijken tot aan de huidige tijd.

Wat was de rol van seksuele onthouding voor vroeg Christelijke asceten?

Uit de evolutie theorie volgt dat het voor asceten veel belangrijker was om seksuele en voedings begeerten te beteugelen dan enig andere hartstocht. Dit zijn namelijk de meeste bazale behoeften die een mens (of dier) maar kan hebben. Eten is absoluut nodig om in leven te blijven en dus nodig voor de instandhouding van het individu. Maar zonder seks en drang tot voortplanting geen nageslacht. Seks is dus absluut nodig voor de instandhouding van de soort. De dood van een individu of het onbreken van nageslacht zijn onbelangrijk als dit slechts een aantal individuen betreft uit een grote populatie. Als geen enkel individu uit die populatie echter drang tot eten of voortplanting had, dan kreeg de aarde een drastisch andere aanblik: leeg en dood.

Eten en seks staan dus aan de basis van vrijwel alles wat nu nog of vroeger ooit geleefd heeft. Andere behoeften, hartstochten en begeerten zijn van deze primaire begeerten afgeleid. Neem bijvoorbeeld intellect: Een slim persoon (of dier) zal waarschijnlijk goed zijn in het vinden van eten (bezit) en is daardoor een geschikte partner om kindjes mee groot te brengen. Geen wonder dat wij tegenwoordig in een prestatie gerichte consumptie maatschappij leven. En waarom hebben ‘mooie’ mensen altijd alles? Omdat ze waarschijnlijk betere genen hebben, gezonder en langer zullen leven (of minder snel dood zullen gaan van slecht of te weinig eten) en dus betere partners zijn om mee voort te planten.

Behoefte aan seks is dus diep geworteld in de menselijke natuur. Zonder die drang had de huidige mens niet eens bestaan. Het belang van voortplanting wordt ook in de bijbel genoemd. God zegt immers tegen Adam en Eva: “gaat voort en vermenigvuldigt u”.

Filosofie heeft de mens ertoe gebracht in meer te geloven dan alleen het aardse. Er is een geloof gekomen in ‘iets meer’ en men geloofde dat door de ‘aardse’ behoeften te overwinnen men iets kon leren van dat boven natuurlijke. Overwinning van behoeften als bezit en liefde waren haalbaar. Sex ook, want het is enkel van belang voor de instandhouding van de soort, niet het individu. Eten was haalbaar voor een bepaalde tijd (je zou eerder omkomen van een tekort aan vocht). Ongetwijfeld ging je flink halucineren van een gebrek aan voedsel, maar dat kon mooi worden uitgelegd als een verlichte ontmoeting met het onkenbare.

Een voedingsbodem voor homofobie

Het vroeg Christelijke kloosterleven was dus gebaseerd op het leven van Asceten. In de kloosters gingen echter grote groepen mannen samen leven, wellicht allen strevend om seksloos door het leven te gaan. De enigen waar ze in die samenleving seks mee konden hebben waren dus mannen. Het gevaar van verleiding die je van je pad van verlichting af zou brengen kwam dus niet meer van vrouwen, maar juist van mannen. Dat brengt mij bij het tweede onderwerp van dit stuk: de rol van homoseksualiteit binnen de christelijke kerk. Deze situatie lijkt mij namelijk de ideale voedingsbodem voor het ontwikkelen van een diepgewortelde homofobie: De grootste opgave voor een asceet werd niet de onthouding van seks met vrouwen (die waren toch niet in de buurt), maar seks met mannen.

Seksuele onthouding en homofobie maakten dus al vroeg deel uit van het vroeg Christelijke klooster leven en werd daarmee deel van het Christelijk erfgoed. De focus op deze onderwerpen veranderde geleidelijk in een taboe. Als iedereen in een gemeenschap ergens naar streeft, maar het lukt jou niet om aan die verplichting te voldoen, dan voel je je daar slecht over. Dat voelt als een falen en zo’n persoonlijk falen wil je natuurlijk niet onder de aandacht brengen. Het is dus logisch dat er een taboe op seks en homoseksualiteit ontstond.

This entry was posted in Maatschappij kritisch, Socio-Eco-Logic. Bookmark the permalink.

Comments are closed.